Saul

Bernardo Cavallino, David harpspelend voor Saul, 1625-1650, Museum Boymans Van Beuningen Rotterdam
Bernardo Cavallino, David harpspelend voor Saul, 1625-1650, Museum Boymans Van Beuningen Rotterdam

De Israëlieten zijn in Kanaän gaan wonen

God had in een ver verleden aan Abraham en zijn kinderen Isaak en Jakob het land Kanaän beloofd als land waar hun familie in vrede zou kunnen leven- als zij tenminste God zouden wilden dienen. Jakob moest echter vanwege een hongersnood uitwijken naar Egypte, en pas zijn achter-achterkleinkinderen trokken met Mozes naar het beloofde land. De familie was toen al een groot volk geworden, dat Israël werd genoemd. Het volk bestond uit twaalf stammen, iedere stam vertegenwoordigde het nageslacht van een van de twaalf zonen van Jakob. Nadat ze een deel van het land veroverd hadden, gingen de twaalf stammen in Kanaän wonen en bouwden daar een leven op. God stelde leiders aan die het volk hielpen om op het juiste pad te blijven. Deze leiders werden ‘richters’ genoemd (zie ook pagina Simson). Op een zeker punt in de tijd, zo rond het jaar 1000 voor Christus, was Samuël de leider van het volk. Hij leefde dicht bij God, en zorgde goed voor Israël. Hij was niet alleen leider, maar ook profeet en priester. God gaf hem boodschappen door, en Samuël mocht offers brengen aan God.

De Israëlieten willen een koning

Het volk hield van Samuël, maar niet van zijn zonen, die corrupt en oneerlijk waren. Ze waren bang dat die Samuël zouden opvolgen. Dus toen Samuël oud geworden was zeiden ze tegen Samuël: “Uw zonen leven niet zoals u, dus willen we dat u een koning voor ons uitkiest, net zo als bij andere volken.” Samuël vond het geen goed plan, want God zelf was de koning van de Israëlieten, maar de mensen hielden vol. Toen zei God tegen Samuel: “Doe wat het volk vraagt, en maak maar iemand koning.” Op een teken van God zalfde Samuël een jonge, knappe zoon uit de stam van Benjamin tot koning. Zijn naam was Saul. Samuël riep vervolgens al het volk bij elkaar in de stad Mispa en schreef een loting uit om de nieuwe koning aan te wijzen. De loting bevestigde wat Samuël en Saul al wisten: het lot viel op Saul.

Saul wordt de eerste koning van Israël

Niet iedereen vond Saul gelijk geschikt om koning te worden. Maar toen de stad Jabes belegerd werd door een Ammonitische koning, redde Saul met zijn soldaten de stad en daarna was men het er over eens dat Saul een goede koning zou zijn. Hij was 30 jaar toen hij de troon besteeg. Saul begon goed, maar al na een paar jaar liep het mis. In plaats van op Samuël te wachten, bracht Saul zelf een offer om God te vragen hem de overwinning te schenken in de strijd met de Filistijnen. En daarna ging het weer mis. God had opdracht gegeven om het volk van de Amelekieten te straffen; Saul mocht niets en niemand in leven laten. Maar Saul doodde alleen de zwakke en weerloze mensen, liet de koning in leven en zorgde voor een grote buit aan dieren voor zichzelf. Toen gaf God opdracht aan Samuël om een nieuwe koning te zalven: de jonge David uit Bethlehem. En God trok zijn handen af van Saul. Hij hielp hem niet meer in de strijd en bij de zorg voor het volk. Als Saul God om raad vroeg, gaf God geen antwoord meer.

Saul en David

Als snel kwam Saul op een wonderlijke wijze met David in contact. Saul was een bange man geworden en werd depressief. Aan het hof waren er mensen die wisten dat David goed kon harpspelen en daarom werd hij gehaald om de koning een beetje op te vrolijken. David ging voor Saul werken en de koning raakte erg op hem gesteld. Maar Saul wist niet dat Samuël David al tot nieuwe koning had gezalfd. En David zei ook niets. Hij wist dat God hem op zijn tijd koning zou laten worden, en dat hij tot die tijd Saul zo goed mogelijk moest dienen. Toen de reus Goliath koning Saul uitdaagde, doodde David de Filistijnse reus met een katapult. Daarna ging David steeds vaker voor Saul vechten en hij won al de oorlogen die hij voerde. Iedereen zong hem toe, en dat maakte dat Saul erg jaloers werd op David en hem zelfs ging haten. Hij probeerde hem tweemaal te doden en daarna moest David op de vlucht voor Saul. Jarenlang probeerde Saul om David te pakken te krijgen.

Het einde van Saul

Ondertussen was Samuël overleden. Saul wist zich geen raad, want nu gaf niemand hem meer raad. Hij wist niet wat hij moest doen toen de Filistijnen hem weer eens aanvielen. Hij deed wat God nadrukkelijk verboden had, en riep de geest van Samuël op via een waarzegster. En die vertelde hem dat de Filistijnen de strijd zouden winnen, en dat Saul en zijn zonen daarbij het leven zouden laten. En zo gebeurde het ook. Sauls zonen sneuvelden in de strijd, en Saul doodde zichzelf toen hij omringd was door de vijand. De Filistijnen hingen zijn lichaam op aan een stadmuur, maar de inwoners van Jabes – de stad die Saul zo dapper gered had toen hij net koning was – haalden zijn lichaam van de stadsmuur af, cremeerden het en begroeven de botten onder een grote boom. Zo bewezen ze hem de laatste eer. Saul had vijftien jaar geregeerd, en na zijn dood werd David koning in zijn plaats – zoals de profeet Samuël lang daarvoor al had voorzegd.


Hier vind je in de Bijbel het levensverhaal van Saul en alles wat hij meemaakte:


Aanvullend verhaal:

Saul bij de heks van Endor
Jacob Cornelisz. van Oostsanen 1526
Rijksmuseum


Overzicht van personen uit de Bijbel