
In de Bijbel komen we twee keer de naam van Levi tegen: de eerste was een zoon van aartsvader Jakob en leefde in ca. 1700 v.C.. De ander was een belastinginner die door Jezus’ optreden in hem ging geloven en zelfs apostel en schrijver van een bijbelboek werd.
Levi, zoon van Jakob
Levi is de derde zoon van Jakob en Lea. Jakob kreeg bij elkaar tien zonen, bij vier verschillende vrouwen. Het samengestelde gezin had lange tijd bij de vader van Rachel en Lea gewoond, maar toen de oudste kinderen jonge volwassenen waren, wilde Jakob terug naar zijn geboortegrond. Na een lange reis kwam de familie aan bij Sichem. Jakob zette zijn tenten dicht bij de stad op, en daarna vertrok zich een drama waarbij Levi een belangrijke rol speelde.
Jakob en Lea hadden namelijk ook een dochter, Dina. Op een dag ging ze naar meisjes die in de buurt woonden. Onderweg werd ze gezien door Sichem, de zoon van de bestuurder van de regio die door zijn vader dezelfde naam had gekregen als de stad. Sichem greep Dina en verkrachtte haar. Maar hij vond haar ook heel aardig en werd verliefd op haar. Hij wilde met het meisje trouwen. De broers van Dina waren echter woedend dat Sichem hun zus verkracht had. Ze bedachten een plan om wraak te nemen op Sichem en zijn familie. Ze zeiden tegen hem dat ze Dina alleen konden uithuwen aan een man die besneden was. Als Sichem en de andere mannen in de stad zich zouden laten besnijden, zeiden ze, zouden de meisjes uit Jakobs familie kunnen trouwen met de meisjes uit Sichem en zouden ze samen één volk kunnen worden. Sichem en zijn vader vonden dat een goed idee, en na een kort overleg met het stadsbestuur werden alle mannen van de stad besneden.
Twee dagen later waren de besneden mannen nog steeds goed ziek van de ingreep. Toen pakten Simeon en Levi hun zwaard en gingen de stad in. Ze doodden alle mannen, die weerloos op hun bed lagen. De andere broers roofden vervolgens de stad leeg. Ze namen hun zus mee uit het huis van Sichem en de andere vrouwen en kinderen namen ze gevangen.
Jakob vond het verschrikkelijk wat zijn zonen hadden gedaan. Hij brak de tenten op en ging naar Betel. Onderweg durfde niemand wraak te nemen. Want alle inwoners van de steden in de buurt waren bang voor de familie van Jakob. Toen Jakob vele jaren later stierf, gaf hij de belangrijke zege die de eerstgeborene altijd kreeg aan zijn vierde zoon Juda. De oudste zoon Ruben kreeg de zegen niet omdat hij met een van de vrouwen van zijn vader geslapen had; en Simeon en Levi werden zo gestraft voor hun misdaad bij Sichem.
Hier lees je het verhaal over de moord op de inwoners van Sichem:
De Levieten
Jakob trok uiteindelijk met zijn zoons en hun gezinnen naar Egypte, waar Jozef, een van zijn jongste zoons, een belangrijke positie had gekregen. De familie bleef vele geslachten in Egypte wonen, en groeide uit tot een groot volk. Ze werden door de farao’s tot slaven gemaakt en konden lange tijd niet meer terug naar Kanaän. Uiteindelijk mocht het volk onder leiding van Mozes vertrekken. Ze zouden in enkele weken terug kunnen zijn in Kanaän, maar onderweg zondigde het volk steeds tegen God, die hen daarom niet door liet trekken. Toen ze op een gegeven moment zelfs een gouden kalf hadden gemaakt om te aanbidden, deden alleen de nakomelingen van Levi daar niet aan mee. Zij wilden trouw blijven aan de God van hun voorouders, die Mozes geroepen had om hen naar Kanaän te brengen.
Vanwege die trouw kregen zij een aparte positie binnen het volk. Ze gingen dienst doen in de tabernakel, een soort tent waarin God gediend werd. De nakomelingen van Aäron, broer van Mozes en ook Leviet, kregen een speciale rol: zij werden priester en mochten zelfs in de heilige gedeelten van de tabernakel komen. Toen het volk uiteindelijk na veertig jaar rondzwerven in Kanaän aankwam, bleven de Levieten voor de tabernakel zorgen. Ze kregen geen eigen stamgebied, zoals de andere twaalf stammen, maar ze kregen 48 steden waar ze konden wonen en hun vee konden hoeden. Om in hun levensonderhoud te voorzien, gaf de rest van de bevolking 1/10 deel van hun inkomsten in geld en/of natura aan de Levieten.
Toen de tabernakel werd vervangen door een stenen tempel, bleven de Levieten ook daar dienst doen. En verder hadden ze de leiding over de zangdiensten, werden ze deurwachters of rechters.
Levi, de tolontvanger
De naam Levi komen we ook in het Nieuwe Testament tegen. Jezus reisde met zijn volgelingen door Galilea en werd overal bekend. Er kwamen allerlei mensen bij Jezus die door hem genezen wilden worden of die uitleg wilden krijgen over God. Terwijl Jezus rondtrok, zag Hij onderweg Levi zitten. Levi was een tolontvanger, een belastingambtenaar. Hij zat bij het tolhuis en inde daar belasting bij iedereen die voorbij kwam. Tolontvangers waren vaak niet eerlijk, en vroegen meer geld dan door de Romeinen was opgedragen. En de meeste mensen vonden het sowieso vervelend om belasting te betalen aan de Romeinse overheersers. Dus tolontvangers werden gezien als slechte mensen. Maar Jezus zei tegen Levi: “Kom, ga met mij mee”. Levi stond op en ging mee. Hij nodigde Jezus uit in zijn huis waar nog veel meer tolontvangers waren en Jezus at met Levi en zijn gezelschap. De religieuze leiders van Israël vonden dat een heel slecht idee. Ze zeiden tegen de leerlingen van Jezus: “Je hoort niet te eten met tollenaars en slechte mensen.” Toen Jezus dat hoorde zei hij: “Een dokter is er niet voor gezonde mensen, maar voor zieke mensen. Met mij is het net zo. Ik ben er niet voor goede mensen, maar ik ben gekomen om aan slechte mensen het goede nieuws te vertellen.”
Het verhaal van Levi staat in het bijbelboek Marcus. Over het algemeen wordt ervan uitgegaan dat Levi dezelfde is als de man die in andere evangeliën ‘Mattheüs’ wordt genoemd. Mattheüs werd, nadat hij door Jezus bij het tolhuis was weggehaald, een van de twaalf apostelen van Jezus. Hij schreef ook een boek over het leven van Jezus: het Evangelie van Mattheüs.
Hier lees je in de Bijbel over de bekering van Levi: