Simeon en Anna

achtergrondafbeelding

Rond het jaar 0 werd Jezus geboren. Zijn ouders Jozef en Maria namen hem veertig dagen na de bevalling mee naar Jeruzalem, waar de tempel van God stond. Ze brachten daar een in de wet voorgeschreven offer van twee duiven, en toonden hun kind aan God. Want elke eerstgeboren zoon in Israël werd symbolisch ‘aan God gegeven’. Daarmee toonden de ouders hun dankbaarheid aan en hun verbondenheid met God.

In de tempel ontmoetten ze twee bijzondere mensen: Simeon en Anna. Simeon had van de Heer zelf gehoord dat hij de beloofde messias (= redder) van Israël zou zien, vóórdat hij zou sterven. En nu stuurde de Geest van God hem naar de tempel, precies toen Maria en Jozef daar ook met Jezus kwamen. Simeon dankte God, en zegende het jonge gezin. Hij voorspelde dat veel mensen door Jezus een nieuw leven zouden krijgen. Maar hij zei ook tegen Maria dat ze veel verdriet en pijn zou hebben over haar zoon.

Er was ook een profetes in de tempel. Ze heette Anna (in sommige bijbelvertalingen Hanna). Anna was heel oud. Ze was als jong meisje zeven jaar getrouwd geweest, en nu was ze al 84 jaar weduwe. Anna was altijd in de tempel. Daar eerde ze God dag en nacht door te bidden en te vasten. Terwijl Simeon nog sprak, kwam Anna bij het kleine gezelschap staan. Ze dankte God voor alles wat Hij gedaan had. En daarna begon ze tegen de mensen om hen heen over Jezus te vertellen en over de vrede die Hij zou brengen.


Dit verhaal lees je hier in de Bijbel:


Overzicht van personen uit de Bijbel