
Jezus bezocht tijdens zijn reizen door Israël regelmatig het huis van twee zussen in Betanië. Zij heetten Maria en Martha. Maria was een veel voorkomende naam in die tijd. Deze Maria is dan ook niet de moeder van Jezus of Maria uit Magdala (Maria Magdalena).
Maria kiest het beste
Op een zeker moment was Jezus te gast in het huis van de zussen, en Hij legde daar de Bijbel uit aan een groep mensen. Maria zat aandachtig naar Jezus te luisteren, waardoor Martha in haar eentje voor de hapjes en drankjes moest zorgen. Op een gegeven ogenblik werd het haar teveel. Zij kwam bij Jezus staan en zei: “Here, hoe kunt U het goed vinden dat mijn zus hier maar zit en ik al het werk moet doen! Zeg toch tegen haar dat zij mij moet helpen.” “Martha, Martha,” antwoordde Jezus. ‘Wat maak je je toch druk! In het leven heb je niet zoveel nodig. Eigenlijk maar één ding. Maria heeft dat ene ontdekt en het zal haar niet worden afgenomen.”
Jezus wekt Lazarus op uit de dood
Maria en Marta hadden ook een broer, Lazarus. Op een dag werd hij ernstig ziek. De zussen stuurden iemand naar Jezus om hem te zeggen dat zijn vriend Lazarus ziek was. Toen Jezus dat hoorde, zei hij: “Lazarus is niet ziek geworden om voorgoed te sterven. Dit gebeurt zodat Gods hemelmacht zichtbaar kan worden. Dan zal Gods Zoon de hoogste eer krijgen.”
Jezus hield veel van Marta, Maria en Lazarus, maar Hij ging niet gelijk naar Betanië. Toen hij vervolgens wel aanstalten maakte om richting Betanië te gaan, protesteerden zijn discipelen. In Judea was het niet veilig voor Jezus en zijn gevolg. Maar Jezus zei: “Lazarus is gestorven, en het is heel goed voor jullie dat ik er niet was om hem beter te maken. Want nu kunnen jullie in mij gaan geloven. Kom, we gaan naar hem toe.”
Toen Jezus en de leerlingen bijna in Betanië waren, hoorden ze dat Lazarus al overleden en vier dagen geleden begraven was. Martha en Maria zeiden tegen Jezus dat hun broer niet gestorven zou zijn als Jezus er was geweest, maar Hij verzekerde hun dat hun broer zou opstaan uit de dood. Jezus liet de steen voor het graf weghalen, Hij dankte God en riep: “Lazarus, kom naar buiten!” Toen kwam de gestorven Lazarus naar buiten. Veel van de omstanders die dit wonder zagen gebeuren, gingen in Jezus geloven.
Maria zalft Jezus’ voeten
Hierna at Jezus met Lazarus en een aantal andere mensen. Onder de maaltijd nam Maria dure nardusolie, goot die over de voeten van Jezus en droogde deze daarna af met haar lange haar. De fijne geur van de nardus vulde het hele huis. Een van de leerlingen, Judas Iskariot, die Hem later uitleveren zou, zei: “Die olie is een kapitaal waard! Dat geld had beter besteed kunnen worden. U had het aan de armen kunnen geven.” Niet dat hij zich zo om de armen bekommerde, maar hij was een dief. Hij hield de kas en van het geld dat binnenkwam, nam hij vaak iets weg voor zichzelf. “Laat haar toch gaan,” zei Jezus. “Zij heeft dit gedaan als voorbereieiding op mijn begrafenis. Er zullen altijd arme mensen zijn, maar Ik ben nog maar even bij jullie.”
Er kwam veel volk op de gebeurtenissen in Betanië af. Iedereen wilde Jezus en de opgewekte Lazarus wel zien. De religieuze leiders wilden nu niet alleen Jezus gevangennemen en doden, maar ook Lazarus. Want vanwege Lazarus gingen veel Joden in Jezus geloven. Ondanks de dreiging reisde Jezus door naar Jeruzalem, waar Hij zes dagen later tijdens het Paasfeest gedood zou worden.
Je leest deze verhalen hier in de Bijbel:
Maria doet wat het belangrijkst is:
Opwekking van Lazarus
Maria wast de voeten van Jezus: