Wie is Jezus?

Foto van een schilderij van Jezus

Jezus is hét onderwerp van het Nieuwe Testament. Hij werd geboren als zoon van Maria, die later in het huwelijk trad met Jozef. Jezus groeide op als timmermanszoon in Nazareth. Vanaf ongeveer zijn dertigste levensjaar werd hij een rondtrekkende leraar, die mensen vertelde over God, over een juiste levenshouding en zijn komend koninkrijk. Hij kreeg veel volgelingen die met hem meetrokken door de gebieden van Israël. Daarbij genas Hij ook zieken en deed Hij veel wonderen. Omdat zijn leer op diverse punten afweek van die van de toenmalige (geestelijke) leiders, wilden dezen Hem graag uit de weg ruimen. Ze namen Hem gevangen en lieten Hem door de Romeinse stadhouder Pilatus veroordelen tot de doodstraf. Jezus stierf aan een kruis en werd begraven in een rotsgraf. Maar op de derde dag na zijn begrafenis vonden vrouwen uit zijn gevolg een leeg graf. Jezus bleek uit de dood te zijn opgestaan! Hij verscheen aan zijn volgelingen en aan meer dan 500 andere mensen voordat Hij de aardse dimensie verruilde voor die van de hemel (zie ook de feesten Pasen en Hemelvaart).

Het levensverhaal over Jezus wordt in de Bijbel maar liefst vier keer verteld door verschillende schrijvers. Zij hadden óf zelf met Jezus opgetrokken, of zij hebben mensen geïnterviewd die Jezus gekend hebben. Zij schreven ieder een boek, dat naar de schrijver genoemd is. Je leest de verhalen over het leven van Jezus dus in de boeken Mattheüs, Lukas, Marcus en Johannes. Ze staan direct aan het begin van het Nieuwe Testament.     

Jezus was mens én God
Jezus was volledig mens. We leren Jezus uit de bijbelverhalen kennen als een mens die vermoeid en hongerig kon zijn, die boos en verdrietig was. Maar Jezus zei over zichzelf dat Hij óók God was. Hij zei bijvoorbeeld dat wie Hem gezien had, ook God heeft gezien. Hij vergaf zonden en Hij zei al ruim voor zijn dood: ‘Ik ben de opstanding, en het leven. Die in mij gelooft zal leven in eeuwigheid, ook als hij gestorven is’. Hij noemde de God die de Joden al kenden uit het Oude Testament zijn Vader en zichzelf ‘de Zoon’. Deze wonderlijke combinatie van mens en God, was mogelijk doordat God er rechtstreeks voor had gezorgd dat Jezus ontstond en zich ontwikkelde in de baarmoeder van een maagd, Maria. Hij was daardoor een mens met een goddelijke natuur.

Jezus’ dood aan het kruis was ook geen onverwacht schokkend einde van een bevlogen leraar. Het hoorde bij het plan van God waarbij Jezus als verbindende schakel tussen God en de mensen de schuld van de mensheid op zich nam en daarvoor stierf. Meer hierover lees je bij het thema Zonde en vergeving.

Het ontstaan van het Christendom
Nog altijd zijn veel mensen diep onder de indruk van Jezus’ onderwijs. Maar geloven dat Hij is opgestaan? De schrijvers van de boeken over Jezus, beseften dat dit een moeilijk te accepteren verhaal is. Ze noemen daarom verschillende bewijzen en halen getuigen aan die Jezus levend hebben gezien na de kruisiging.
De Bijbel vertelt dat Jezus’ opstanding niet alleen een bewijs was dat Hij de dood had overwonnen, maar dat het ook laat zien hoe het aan het eind van de tijd zal gaan: dan zal – dankzij Jezus’ overwinning op de dood – ieder mens opstaan met een lichaam als dat van Jezus, in een dimensie waarin de mensen God zullen zien en ontmoeten.

Uit de boeken van het Nieuwe Testament blijkt dat veel mensen uit die tijd in de noodzaak van Jezus’ dood en opstandig geloofden en in het boek Handelingen wordt verteld dat de verhalen over Jezus’ leven zich snel verspreidden door het Romeinse Rijk. Jezus wordt in de Bijbel ook wel de Christus genoemd. Dit betekent: ’tot Koning gezalfde’. Zijn volgelingen worden daarom christenen genoemd.

Lees in deze bijbelboeken over het leven van Jezus: